Opleggen energiebesparende maatregel

De gemeente Amsterdam is onlangs door de bestuursrechter in het ongelijk gesteld in een procedure omtrent een energiebesparende maatregel die zij aan een bedrijf had opgelegd. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de wethouder Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam onder meer het volgende laten weten: “Het blijkt wederom dat de gemeente niet de juiste handvatten heeft om daadkrachtig op te treden tegen energieverspilling.” Dat ligt echter genuanceerder dan dat de wethouder stelt. De truc is om de juiste wettelijke instrumenten te gebruiken.

Energiebesparende maatregel in supermarkten

Eerder bespraken wij op deze blog al een andere procedure, waarnaar de wethouder lijkt te verwijzen, over energiebesparingsmaatregelen waarin de gemeente Amsterdam ook in het ongelijk wordt gesteld. In die procedure had de gemeente Amsterdam aan een zevental ALDI supermarkten energiebesparende maatregelen opgelegd. De energiebesparende maatregelen zagen, kortgezegd, op het aanbrengen van een permanente afdekking aan de verticale koelschappen in de supermarkten. ALDI heeft in deze zaak met succes betoogd dat de opgelegde maatregel een terugverdientijd van meer dan vijf jaar heeft. Hierdoor was de opgelegde maatregel volgens de bestuursrechter in strijd met artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit. Het besluit tot het opleggen van de energiebesparende maatregel werd daarom door de bestuursrechter vernietigd. De gemeente Amsterdam heeft aangegeven tegen de uitspraak inzake de ALDI hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Energiebesparende maatregel in datacenters

De eiser in de te bespreken zaak exploiteert een datacenter in Amsterdam. De servers in het datacenter dienen continue gekoeld te worden. Dit vergt een aanzienlijke hoeveelheid energie. Ten aanzien van de koeling van de servers heeft de gemeente Amsterdam geconstateerd dat energiebesparingsmogelijkheden aanwezig zijn. De gemeente Amsterdam heeft het datacenter daarom, onder meer, een verplichting opgelegd om buitenlucht als deze een bepaalde temperatuur heeft aan te wenden om de servers te koelen. Het datacenter heeft echter technische en financiële bezwaren tegen de door de gemeente opgelegde energiebesparende maatregel.

Artikel 2.1 en 2.15 Activiteitenbesluit

De gemeente Amsterdam heeft het opleggen van de energiebesparende maatregel, gebaseerd op de in artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit neergelegde zorgplicht. Op basis van deze zorgplicht is degene die een inrichting drijft kort gezegd verplicht alle nadelige gevolgen voor het milieu, die door de inrichting worden veroorzaakt, te voorkomen of te beperken.

De rechtbank overweegt dat de zorgplichtbepaling een zogeheten vangnetregeling is. Dat wil zeggen dat het stellen van energiebesparingsmaatregelen op grond van de zorgplicht enkel op zijn plaats is als het Activiteitenbesluit geen uitputtende regel daaromtrent bevat. Artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit bevat volgens de bestuursrechter een dergelijke uitputtende regel met betrekking tot het opleggen van energiebesparende maatregelen. Dat bepaalt namelijk dat degene die de inrichting drijft alle energiebesparende maatregelen neemt met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het uitputtende karakter is volgens de rechtbank gelegen in het feit dat in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit een verplichting wordt opgelegd ten aanzien van alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar.

Nu artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit een uitputtende regeling bevat, had de gemeente Amsterdam het besluit tot het opleggen van de energiebesparende maatregelen niet mogen baseren op de zorgplichtbepaling van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit. De bestuursrechter vernietigt daarom het besluit tot het opleggen van de energiebesparende maatregel.

Er zijn wel degelijk mogelijkheden

De hierboven behandelde uitspraak laat naar onze mening zien dat in tegenstelling tot wat de wethouder Duurzaamheid van Amsterdam stelt, bestuursorganen wel degelijk beschikken over handvatten om energieverspilling tegen te gaan. De desbetreffende besluitvorming waarin energiebesparende maatregelen worden opgelegd dient dan echter wel op de juiste grondslag te zijn gebaseerd.

Heeft u vragen over deze blog? U kunt contact opnemen met Jan Rube of Frank Wijnveld op info@rubewijnveld.nl of 020 303 2489.


Meer duidelijkheid over juridische status van woonboten

Onlangs is door de minister van Wonen en Rijksdienst een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer die duidelijkheid moet scheppen over de juridische status van woonboten en andere drijvende objecten die hoofdzakelijk worden gebruikt voor verblijf zoals een drijvend hotel.

Voorgeschiedenis

De onduidelijk over de juridische status van woonboten is in 2014 ontstaan naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “de Afdeling”). Kort gezegd zag de zaak op een voor de verbouwing van een woonboot door een gemeente verleende vergunning. De Afdeling overwoog dat de desbetreffende woonboot moest worden aangemerkt als bouwwerk als bedoeld in de Wabo.

Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling luidt de definitie van het begrip ‘bouwwerk’ als volgt:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op een plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Tot de bovengenoemde uitspraak gingen gemeenten en provincies ervan uit dat woonboten geen bouwwerken waren en vond de vergunningverlening voor woonboten haar grondslag in gemeentelijke dan wel provinciale verordeningen en niet in de Woningwet en de Wabo. De conclusie dat een woonboot als bouwwerk moet worden aangemerkt had als consequentie dat veel andere woonboten ook als bouwwerk in de zin van de Woningwet aangemerkt zouden moeten worden, omdat de Wabo bij het begrip ‘bouwwerk’ aansluit bij de Woningwet.

Onzekerheid

Dit heeft onzekerheid veroorzaakt bij gemeenten, provincies en woonbooteigenaren over de vraag wanneer een woonboot legaal op zijn plek ligt. Op grond van de Wabo is het namelijk verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk op te richten. Daarnaast dient een bouwwerk op grond van de Woningwet te voldoen aan de technische eisen die voor bouwwerken zijn neergelegd in het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat een groot aantal woonboten niet beschikt over de juiste vergunning, omdat daarvoor nooit een omgevingsvergunning op grond van de Wabo is verleend. Immers de aan de desbetreffende woonboten verleende vergunningen of ontheffingen vinden hun grondslag niet in de Wabo, maar in een gemeentelijke- of provinciale verordening. Daar komt bij dat voor veel woonboten geen omgevingsvergunning verleend zou kunnen worden, omdat deze niet voldoen aan de vereisten van het Bouwbesluit 2012.

Geen vergunning voor schepen in de vaart

Om deze problemen op te lossen voorziet het wetsvoorstel, kort gezegd, in wijzigingen van de Woningwet en de Wabo. Zo zullen op grond van de gewijzigde Woningwet schepen die bedoeld zijn om mee te varen en waarvan de hoofdfunctie varen is niet vallen onder het begrip bouwwerk. Daarnaast wordt voor schepen die voor verblijf zijn bestemd maar daarbij ook voor de vaart worden gebruikt in de Woningwet expliciet vastgelegd dat deze groep schepen niet onder de regelgeving voor bouwwerken valt.

Overgangsrecht bestaande woonboten

Voor alle bestaande woonboten waarvan eerder werd aangenomen dat het geen bouwwerken betrof en die voldeden aan de geldende lokale regels, wordt met het wetsvoorstel voorzien in overgangsrecht. Zo zijn op grond van dit overgangsrecht de technische voorschriften uit het Bouwbesluit niet van toepassing op de nieuwbouw, de verbouw, de staat en het gebruik van bestaande woonboten. Verder zullen de in het verleden verleende vergunningen of ontheffingen op grond van de gewijzigde Wabo worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning.

Nieuwe woonboten

Op nieuw te bouwen woonboten zal het Bouwbesluit 2012 op grond van de Woningwet wel van toepassing zijn. In het Bouwbesluit zullen volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel echter waar nodig nog specifieke voorschriften voor woonboten, dan wel niet van toepassing worden verklaard. Daarnaast zal voor nieuw te bouwen woonboten een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig zijn.

Heeft u vragen over deze blog? U kunt contact opnemen met Jan Rube of Frank Wijnveld op info@rubewijnveld.nl of 020 303 2489.