Een gedoogbeslissing is geen besluit

Een gedoogbeslissing is geen besluit in de zin van de Awb.  Tot deze conclusie kwam de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) in zijn uitspraak van 24 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1356). De Afdeling maakt daarmee een einde aan de heersende onduidelijkheid omtrent de vraag of een gedoogbeslissing van een bestuursorgaan als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht valt te kwalificeren.

De procedure

Het ging in deze procedure om een door het college van burgemeester en wethouders van Bladel gegeven gedoogbeslissing. De gedoogbeslissing kwam er kort gezegd op neer dat de eigenaar van een stal uit 1933 (waarvoor geen bouwvergunning was verleend) die stal mocht blijven gebruiken totdat hij die verkoopt of tot hij kwam te overlijden. Daarna diende de stal te worden verwijderd.

De eigenaar was van mening dat de gedoogbeslissing hem beperkte in zijn eigendomsrecht en dat hij de zaak daarom aan de bestuursrechter moest kunnen voorleggen.

Belang van het besluitbegrip

Het is van groot belang om te weten of een handeling van een bestuursorgaan is te kwalificeren als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 lid 1 Awb. Op grond van de Awb staat immers in beginsel enkel tegen een besluit van een bestuursorgaan beroep bij de bestuursrechter open. Tegen een handelen van een bestuursorgaan dat niet als een besluit in de zin van de Awb kwalificeert staat in beginsel dan ook geen beroep bij de bestuursrechter open.

De overwegingen van de Afdeling

De rechtspraak omtrent de vraag of een gedoogbeslissing als een besluit is te kwalificeren is, zoals de Afdeling ook zelf overweegt, complex en niet altijd even helder. De Afdeling is dan ook van mening dat meer duidelijkheid gewenst is. De Afdeling kiest daarom voor een nieuwe lijn. De nieuwe lijn houdt kort gezegd in dat de gedoogbeslissing, de weigering een gedoogbeslissing te nemen en de intrekking van de gedoogbeslissing, op een enkele uitzondering na, geen besluiten zijn in de zin van de Awb en daarmee ook niet worden gelijkgesteld.

De Afdeling overweegt dat voor het maken van een uitzondering in elk geval ruimte is en blijft in de situatie beschreven in de uitspraak van 9 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP7160) waarin door de Afdeling is overwogen dat een exploitant van een coffeeshop moet kunnen procederen tegen de intrekking van een gedoogbeslissing, omdat anders er een grotere kans was dat hij strafrechtelijk zou worden veroordeelt. Vanwege de grotere kans op ontneming van zijn vrijheid wordt de intrekking van de gedoogbeslissing voor de exploitant in de situatie om redenen van rechtsbescherming met een besluit gelijkgesteld. De Afdeling benadrukt dat het moet gaan om zeer uitzonderlijke gevallen en dat beschreven geval tot op heden het enige dat in de jurisprudentie als zeer uitzonderlijk is aangemerkt.

Gedoogbeslissingen zijn geen besluiten omdat deze beslissingen niet op rechtsgevolg zijn gericht, aldus de Afdeling. Een beslissing om (al dan niet onder voorwaarden) niet tot handhaving over te gaan, berust immers niet op een zelfstandige bevoegdheid, maar vloeit voort uit een wettelijk toegekende bevoegdheid tot het nemen van een handhavingsbesluit. Het gelijkstellen van alle soorten gedoogbeslissingen met een besluit zou suggereren dat de rechter het nemen van beslissingen over gedogen als een zelfstandige bevoegdheid beschouwt naast de handhavingsbevoegdheid. Alleen de wetgever zou tot het scheppen van een dergelijke bevoegdheid kunnen overgaan. Een dergelijke algehele gelijkstelling zou daarom, daargelaten of die wenselijk zou zijn, de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaan, aldus de Afdeling.

Geen toegang meer tot de bestuursrechter bij een gedoogbeslissing?

Ten aanzien van de mogelijkheid om tegen een gedoogbeslissing in rechte op te komen overweegt de Afdeling dat een belanghebbende die wordt geconfronteerd met een gedoogbeslissing het gemeentebestuur kan verzoeken om handhaving op te treden. Tegen een besluit op zo’n handhavingsverzoek kan beroep worden ingediend bij de bestuursrechter. Bij een weigering om te gedogen of intrekking van een gedoogbeslissing kan een betrokkene het gemeentebestuur om een vergunning vragen. Tegen de weigering van een vergunning kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Tenslotte kan een belanghebbende ook een handhavingsbesluit van het bevoegd gezag afwachten en daartegen procederen bij de bestuursrechter.

Heeft u naar aanleiding van deze blog nog vragen, dan kunt u contact opnemen met Frank Wijnveld of Jan Rube op 020 3032489 of per e-mail: info@rubewijnveld.nl.