Servicekosten

Huurders hebben instemmingsrecht bij toedeling warmtekosten

De Kantonrechter in Gouda, heeft onlangs in een zaak, bepleit door Rube & Wijnveld Advocaten, geoordeeld dat een verhuurder de instemming van een huurdersorganisatie nodig heeft indien hij de wijze waarop de (toedeling van de) kosten van warmte van huurders worden doorbelast (het zogenoemde instemmingsrecht).

Instemmingsrecht bij beleidswijziging servicekosten

Op grond van artikel 5a Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV) mag een huurder een wijziging in het beleid aan de hand waarvan servicekosten of nutsvoorzieningen met een individuele meter worden doorgelegd naar zijn huurders pas doorvoeren als de huurdersorganisatie die de belangen van de huurders behartigt met die wijziging heeft ingestemd. Wil dit artikel van toepassing zijn moet dus sprake zijn van (i) servicekosten of nutsvoorzieningen met een individuele meter én (ii) de mogelijkheid om beleid te voeren bij het toedelen van die kosten aan huurders.

Over de vraag of de kosten van de levering van warmte in de zin van de Warmtewet door een verhuurder aan een huurder kunnen worden gezien als servicekosten of nutsvoorzieningen met een individuele meter heeft enige tijd onduidelijkheid bestaan. In een eerder blog uit oktober 2016 concludeerden wij dat dat inderdaad zo was. Inmiddels is die lezing bevestigd in diverse uitspraken.

Kern van het geschil

Kern van het geschil tussen partijen spitste zich toe op de tweede vraag, namelijk of een verhuurder bij de toedeling van warmtekosten de vrijheid heeft om beleid te voeren en daarmee dus op grond van artikel 5a WOHV instemming nodig heeft om die beleidswijziging door te voeren. Rube & Wijnveld Advocaten was ingeschakeld door een huurdersvereniging waarvan de verhuurder niet om die instemming had verzocht, maar wel een wijziging had doorgevoerd.

Gigajoulemeter of kostenverdeling

Het uitgangspunt van de Warmtewet is dat een gigajoulemeter wordt geïnstalleerd om zo de afgenomen of verbruikte warmte in gigajoule te registreren per woning, waarna deze verbruikte warmte tegen de overeengekomen warmteprijs per gigajoule in rekening kan worden gebracht. In deze situatie is er in principe ook geen vrijheid om beleid te voeren op de verbruikte warmte. Immers, hetgeen verbruikt wordt, wordt geregistreerd door de meter.

Bij de totstandkoming van de Warmtewet heeft de wetgever echter onderkend dat de meeste (oude) collectieve warmtesystemen helemaal niet zijn ingericht op de Warmtewet. Zo hebben deze systemen doorgaans geen afzonderlijke gigajoulemeters in de woning en hebben de meeste woningen geen eigen aansluiting per woning. Er is vaak sprake van (meestal niet geïsoleerde) stijgleidingen die van beneden naar boven lopen door de woningen heen. In deze situaties is het doorgaans onmogelijk een gigajoulemeter te installeren en zijn er veel externe factoren, zoals de ligging van de woning in het complex, die van invloed kunnen zijn op de noodzaak om te stoken en dus het warmteverbruik.

Voor deze situaties is artikel 8a Warmtewet in het leven geroepen. Op grond van artikel 8a Warmtewet is het, als het niet mogelijk is een gigajoulemeter te installeren, toegelaten de kosten voor de levering van warmte, ofwel te baseren op warmtekostenverdelers (de ouderwetse radiatormetertjes), ofwel op een andere eerlijke wijze te verdelen zodanig dat het het werkelijke verbruik benadert. Dit kan onder andere door het toepassen van correctiefactoren afhankelijk van de ligging van de woning. De stelling van de huurdersvereniging is dat een verhuurder in die gevallen de vrijheid heeft de kosten op een bepaalde manier te verdelen over de huurders.

Beleidsvrijheid in de Warmtewet

De Kantonrechter geeft de huurdersvereniging uiteindelijk gelijk en overweegt dat de verhuurder bij het verdelen van de warmtekosten inderdaad bevoegd is correctiefactoren toe te passen. Het gevolg is volgens de Kantonrechter dat er bij de toepassing van de Warmtewet keuzes zijn te maken door de verhuurder en daarmee dus beleidsvrijheid bestaat. Hierdoor had de verhuurder instemming moeten verkrijgen van de huurdersvereniging bij de wijziging van de verdeling van de warmtekosten.

De uitspraak is tevens een bevestiging van het standpunt van de Woonbond, die deze kwestie op de voet heeft gevolgd. Heeft u vragen over de Warmtewet, servicekostenbeleid of huurrecht? Neem dan contact op met Jan Rube of Frank Wijnveld op info@rubewijnveld.nl of 0203032489.


Schaarse vergunningen rondvaartboten herverdeeld

Tot voor kort werden vergunningen voor rondvaartboten in Amsterdam verleend voor onbepaalde tijd. Naar aanleiding van een arrest van het Europees Hof van Justitie, waarin onder meer is bepaald dat schaarse vergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend, omdat dat ondernemers zou belemmeren om de desbetreffende markt te betreden, heeft de gemeente Amsterdam 135 exploitatievergunningen (voor de periode 2020 tot en met 2030) herverdeeld.

Zoals in onze vorige blog al is besproken heeft de Afdeling recent geoordeeld dat in het Amsterdamse vaarbeleid te weinig rekening is gehouden met moderne stuurmiddelen en heeft de Afdeling de op grond van dit beleid verleende tijdelijke exploitatievergunningen (voor de periode 2014 tot en met 2020) vernietigd. Het is op dit moment nog onduidelijk welke gevolgen de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling zal hebben voor de via loting voor de periode 2020 tot en met 2030 verleende exploitatievergunningen, maar nu deze exploitatievergunningen aan de hand van hetzelfde beleid zijn verleend, is de kans aanzienlijk dat ook deze vergunningen vernietigbaar zijn.

Door de herverdeling zijn nu ongeveer 1/3 van de vergunninghouders nieuw op de rondvaartbotenmarkt, terwijl een aanzienlijk aantal ondernemingen haar vergunning door de herverdeling is kwijtgeraakt. De gang van zaken rondom de herverdeling van de vergunningen heeft bij veel van de deelnemende ondernemingen tot onvrede en onzekerheid geleid.

Deze vergunningverleningsprocedure biedt dan ook een goede gelegenheid voor een korte bespreking van de eisen die aan een dergelijke procedure worden gesteld en enkele zaken waar ondernemers op moeten letten als zij een schaarse vergunning aanvragen.

De procedure ten aanzien van rondvaartboten in Amsterdam

In Amsterdam waren voor de procedure 2020-2030 135 exploitatievergunningen te verdelen voor passagiersvaartuigen (rondvaartboten). De procedureregels (vereisten voor de aanvraag, aanvraagperiode, uitsluitingsgronden, mogelijkheid tot het maken van bezwaar etc.) en de verleningscriteria (veelal technische vereisten ten aanzien van de rondvaartboten) voor deze 135 exploitatievergunningen zijn neergelegd in het Reglement voor uitgifte van exploitatievergunningen voor passagiersvaart voor het Amsterdamse binnenwater (hierna: “Reglement”) en de Criteria Beeldkwaliteit Passagiersvaartuigen.

Uit het Reglement blijkt onder meer dat aanvragen voor een ‘reguliere’ exploitatievergunning worden beoordeeld op vier gunningscriteria. Dat zijn de lengte van de boot, emissie van geluid, uitstoot van de motor en de uitstoot van de in de boot aanwezige voorzieningen. Ten aanzien van deze gunningscriteria was de Afdeling van mening dat er in het Amsterdamse vaarbeleid te weinig rekening werd gehouden met de invloed van moderne stuurmiddelen op de vlotte en veilige doorvaart. Voor een exploitatievergunning ‘Gezichtsbepalend’ geldt nog het criteria beeldkwaliteit.

Per gunningscriterium wordt een score toegekend aan een aanvraag op basis van de in het Reglement beschreven methodiek. Voor elke aanvraag wordt de eindscore vervolgens bepaald door de individuele scores op alle gunningscriteria bij elkaar op te tellen. Hoe hoger een aanvraag scoort, des te hoger komt hij op de lijst te staan. Voor aanvragen met een gelijke score – en dat zijn er heel wat geweest in de reguliere categorie – is de rangorde bepaald aan de hand van een loting. Uiteindelijk worden de vergunningen op basis van deze rangorde verleend. Met andere woorden; hoe hoger de score van de aanvraag des te groter is de kans dat de exploitatievergunning aan die aanvrager wordt verleend.

Uiteindelijk waren er 480 aanvragen die voldeden aan de door de gemeente gestelde eisen. De 135 vergunningen, onderverdeeld in de categorie ‘Regulier’ en 60 exploitatievergunningen in de categorie ‘Gezichtsbepalend’ zijn vervolgens na de loting onder de 480 aanvragen verdeeld.

De verdeling van schaarse vergunningen

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) volgt dat bestuursorganen bij het verlenen van schaarse vergunningen op grond van het gelijkheidsbeginsel mogelijke gegadigden in de gelegenheid moet stellen om naar de beschikbare vergunningen mee te dingen. Hiervoor dient het bestuursorgaan, voorafgaand aan de aanvraagperiode, informatie over de verdelingsprocedure, de periode waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend en de criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld adequaat bekend te maken.

Adequate bekendmaking houdt in dat de informatie over de verdelingsprocedure wordt geplaatst in een gemeenteblad, op een website van de overheid of landelijk dagblad.  Daarin moet onder meer nadere informatie worden gegeven over het aantal beschikbare vergunningen, de wijze waarop deze verdeeld zullen worden (zoals bij de rondvaartboten door middel van loting) en de eisen waaraan de aanvraag en aanvrager moeten voldoen.

Daarbij geldt dat de toe te passen criteria voorafgaand aan de procedure duidelijk moeten zijn en kunnen deze niet tussentijds worden aangepast en dienen op alle aanvragen te worden toegepast.

Bezwaar en beroep tegen de afwijzing of score

Een bijzondere positie in de verdeling nemen de aanvragen in waar – voor de loting – bezwaar tegen is gemaakt. Op grond van het Reglement krijgen deze aanvragen een voorwaardelijke score toegekend welke pas definitief op het moment dat het bezwaar gegrond is verklaard. Deze aanvragen deden dus ook mee in de loting.

Aandachtspunten voor de ondernemer

Omdat sprake is van een vast tijdspad, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor een verbouwing, is de tijd waarbinnen de aanvraag kan worden ingediend en eventueel aangevuld zeer beperkt. Ten aanzien van een aanvraag voor een schaarse vergunning is het voor een ondernemer dan ook van groot belang dat een aanvraag volledig en correct is. Zorg er daarom bijvoorbeeld voor dat alle benodigde rapporten, tekeningen en certificaten met de aanvraag worden ingediend.

Het is verder zaak dat de ondernemer voorafgaand aan het doen van een aanvraag om een schaarse vergunning nagaat of er beleid bestaat omtrent de verlening van schaarse vergunningen, en of hij aan dit beleid kan voldoen. Is er wel beleid, maar kan hij daar niet aan voldoen, dan moet hij nagaan of hij nog tijdig maatregelen kan treffen om alsnog aan de vereisten te voldoen. In de praktijk komt het namelijk geregeld voor dat een ondernemer pas na de vergunningverleningsprocedure aan de vereisten kan voldoen, dat is echter niet voldoende.

Daarnaast verdient het aanbeveling, nu schaarse vergunningen niet voor onbepaalde tijd worden verleend, om na te gaan of de in het kader van de vergunningverlening gedane investeringen in de vergunningsperiode kunnen worden terugverdiend.

Heeft u naar aanleiding van deze blog nog vragen, dan kunt u contact opnemen met Frank Wijnveld of Jan Rube op 020 3032489 of per e-mail op info@rubewijnveld.nl.