Aflevering 2 (seizoen 3): De (proces)kostenveroordeling: krijgt de verliezer de rekening?

Nee, slechts voor een deel. In Nederland is een proceskostenveroordeling in een gerechtelijke procedure meestal niet kostendekkend. Procederen kost de winnende cliënt vaak meer dan dat de verliezende partij op grond van de uitspraak moet vergoeden. Dit veroorzaakt in de praktijk wel eens voor enige verbazing.   

De hoogte van de gerechtelijke proceskosten wordt door de rechter in de uitspraak vastgesteld en is gebaseerd op het toepasselijke liquidatieatrief. Het liquidatietarief is een forfaitair systeem dat een tegemoedkoming biedt en waarin geen rekening wordt gehouden met de kosten die procespartijen werkelijk hebben gemaakt. De kostenvergoeding wordt gebaseerd op het (financieel) belang van de zaak, het aantal proceshandelingen en de aard van de zaak. 

De wetgever laat de ruimte tussen de werkelijke en forfaitaire proceskosten bewust bestaan. Dit speelt namelijk tegen de achtergrond dat de angst voor een volledige veroordeling in de vaak forse proceskosten van de wederpartij de vrijheid om een ander in rechte te betrekken of om in rechte verweer te voeren in gevaar zou brengen. Daarmee zou eigenrichting te veel in de hand worden gewerkt. 

Een uitzondering vormen intellectuele eigendomszaken. In die zaken geldt een veroordeling van de in het ongelijk gestelde partij in de redelijke en evenredige kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft moeten maken (artikel 1019h Rv). 

Een andere uitzondering vormen buitengewone omstandigheden waarin volledige vergoeding van de proceskosten toch denkbaar zijn. Er kan dan worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. De Hoge Raad hanteert in dit verband de maatstaf die, kort samengevat, meebrengt dat het instellen van een ‘evident ongegronde vordering’ misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen kan opleveren (ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Procederen is op zichzelf niet onrechtmatig en van misbruik van procesrecht is dus niet snel sprake. 

Voor de buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand ligt het wat ingewikkelder. Deze kosten kunnen in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, maar alleen als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6: 96 BW). Dit geldt zowel voor de partij die een vordering heeft als de partij die zich ter verweer op een vordering voorziet van rechtsbijstand. 

Bij de vergoeding mag het niet gaan om werkzaamheden waar de regels van de proceskosten een vergoeding voor omvat (artikel 241 Rv). Er kan dan bijvoorbeeld worden gedacht aan het opstellen van een aanmaning of het voorbereiden van een processtuk in aanloop naar de procedure. Er kan ook overlap bestaan in de werkzaamheden en een zuiver onderscheid tussen de buitengerechtelijke en gerechtelijke werkzaamheden valt (achtraf) niet altijd eenvoudig (meer) te maken. 

In bestuursrechtelijke procedures wordt ook gewerkt met een forfaitaire proceskostenvergoeding en geen werkelijke kostenvergoeding. Als een bezwaar, beroep of hoger beroep terecht is ingesteld dan is het bestuursorgaan meestal verplicht om de proceskosten te vergoeden. De vergoeding is uiteengezet in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. 

Heeft u vragen over een gerechtelijke procedure, proceskosten of wanneer u juridisch advies nodig heeft, dan kunt u gerust contact met ons opnemen op telefoonnummer: 020 – 303 24 89 of per e-mail: info@rubewijnveld.nl.


Aflevering 1 (seizoen 3): Evident privaatrechtelijke belemmeringen

Mijn buurman heeft een vergunning om zijn schuur op mijn perceel te bouwen!

De buren mogen van de gemeente een dakterras op het dak bouwen, maar de VVE geeft geen toestemming!

Zomaar een paar opmerkingen die voorbij komen tijdens intakegesprekken met nieuwe cliënten.

Het komt inderdaad voor. Een omgevingsvergunning wordt verleend door de gemeente, terwijl er privaatrechtelijk nog toestemming nodig is om het bouwwerk te bouwen. In sommige gevallen kan dat een weigeringsgrond opleveren voor de omgevingsvergunning. Dat wordt de evident privaatrechtelijke belemmering genoemd. Zo vaak als dat deze grond wordt opgeworpen door appellanten, bijna evenzoveel keer wordt de grond niet gehonoreerd door de rechter. Want gevallen van een evidente privaatrechtelijke belemmering zijn schaars.

Wat zijn Evidente Privaatrechtelijke Belemmeringen?

Een evident privaatrechtelijke belemmeringen is een grond waarop een publiekrechtelijke vergunning geweigerd kan worden ondanks dat er geen wettelijke (technische) weigeringsgronden zijn. Deze belemmeringen kunnen van alles omvatten. Vaak gaat het echter over inperkingen van eigendomsrechten, inbreuken op erfdienstbaarheden of bijvoorbeeld een VVE die (nog) geen toestemming geeft voor de ontwikkeling.

Gemene deler is dat het van geval tot geval beoordeeld moet worden. Én dat de bestuursrechter op eenvoudige wijze de privaatrechtelijke hobbel, waardoor de ruimtelijke ontwikkeling niet kan plaatsvinden, kan vaststellen. Met andere woorden, het moet dus “evident” zijn.

Enkele pratijkvoorbeelden

ECLI:NL:RVS:2017:1997

Het ging hier om de uitbreiding van een tandartsenpraktijk in Arnhem. De naastgelegen kinderopvang – en mede VVE lid – is echter tegen. Op grond van de splitsingsakte moet 2/3 meerderheid van de VVE instemmen met de uitbreiding. Aangezien de kinderopvang een meerderheidsbelang binnen de VVE heeft, zal de VVE dus niet instemmen met de uitbreiding.

Toch is dit volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen evident privaatrechtelijke belemmering. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak overweegt de Afdeling dat de burgerlijke rechter de eerst aangewezene is om te oordelen over de vraag of er privaatrechtelijke belemmeringen zijn. In dit specifieke geval stelt de Afdeling verder dat de tandartsenpraktijk bijvoorbeeld bij de burgerlijke rechter de weigering van de kinderopvang in te stemmen kan bestrijden en eventueel vervangende toestemming kan vragen.

Kort en goed is het dus niet aan de bestuursrechter om te beoordelen wat de burgerlijke rechter in een dergelijk geval zal oordelen.

ECLI:NL:RVS:2021:1214

Niet spraakmakend, maar wel mooi vanuit historisch oogpunt. In deze uitspraak wordt door de Afdeling bekeken of de ‘Akte van redemptie’ 1576 gesloten tussen enerzijds vertegenwoordigers van het Hof van Holland en de Magistraat van Den Haag en anderzijds de Stadhouder en de Staten van Holland aan bomenkap in Den Haag in de weg staat.

Hoewel de Akte de gemeente Den Haag waarschijnlijk nog wel bindt, oordeelt de Afdeling oordeelt uiteindelijk dat de akte de bomenkap niet in de weg staat. Wat deze uitspraak echter mooi laat zien is dat een privaatrechtelijke belemmering kan worden gevonden in diverse soorten civiele stukken en overeenkomsten, ongeacht hoe oud deze moge zijn.

ECLI:NL:RVS:2019:1329 en ECLI:NL:RVS:2021:1095

Twee uitspraken over dakgoten waarbij de ene dakgoot wel een privaatrechtelijke belemmering vormt en de ander niet. Het venijn zit hem in de details. Een bestaande overhangende dakgoot die in de weg zit bij een nieuw te bouwen gebouw(deel) is geen privaatrechtelijke belemmering. Er kan namelijk eventueel verwijdering van de overhangende dakgoot gevorderd worden. Daar spelen allerlei zaken als verjaring, erfdienstbaarheid en dergelijke een rol en daar kan de bestuursrechter niet over oordelen.

Daar staat de nieuw te realiseren over de erfgrens hangende dakgoot tegenover. De buurman die eigenaar is van het naastgelegen perceel waar de dakgoot over komt te hangen moet in nagenoeg alle gevallen toestemming verlenen voor de overhangende dakgoot. Uitgangspunt is immers dat een eigenaar afwatert over zijn eigen perceel. Dit levert dus wel een evident privaatrechtelijke belemmering op volgende Afdeling.

Resumé

Wanneer sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering is dus met name casuïstiek. De ene dakgoot is zogezegd de andere niet en voor je het weet komt er een akte uit 1576 boven tafel.

Heeft u vragen over evident privaatrechtelijke belemmeringen? Neem dan contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489.