Aflevering 8 (seizoen 2): De evenredige woningsluiting

In dit blog worden twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besproken over woningsluitingen op last van de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet. De eerste uitspraak betreft het besluit van de burgemeester van Leeuwarden tot sluiting van een woning. De tweede uitspraak betreft het besluit van de burgemeester van Heerlen tot de sluiting van een woning. Deze uitspraken geven een goed beeld van hoe de bestuursrechter, na de zogeheten Harderwijk-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, een besluit tot woningsluiting toetst aan het evenredigheidsbeginsel.

Ten aanzien van de woningsluiting in Heerlen overweegt de Afdeling dat de sluiting van de woning en de gevolgen daarvan voor de bewoonster niet evenredig zijn met het doel dat met de sluitingsbevoegdheid wordt gediend. De gevolgen van de sluiting van de woning in Leeuwarden waren voor de bewoner niet onevenredig. In die zaak blijft het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning in stand.

De feiten Heerlen

In de woning in Heerlen is door de politie een aanzienlijke hoeveelheid soft- en harddrugs aangetroffen. De drugs zijn gevonden tijdens de aanhouding van de meerderjarige zoon van de bewoonster. De zoon was verdachte in een onderzoek die niet zag op de woning. Er waren ten aanzien van de woning geen klachten van omwonenden of berichten omtrent de verkoop van drugs vanuit de woning bekend. Daarbij is nog van belang dat de woning is gelegen in een kwetsbare wijk.

De burgemeester van Heerlen heeft naar aanleiding van de in de woning aangetroffen soft- en harddrugs besloten de woning te sluiten voor een periode van twaalf maanden. In beroep heeft de rechtbank de duur van de sluiting teruggebracht naar zes maanden, omdat de noodzaak voor een sluitingsduur van twaalf maanden ontbrak.

De feiten Leeuwarden

De burgemeester van Leeuwarden heeft een besluit genomen tot sluiting van een woning voor de duur van drie maanden vanwege handel in drugs vanuit de woning. Aanleiding voor de doorzoeking van de woning waren onder meer verklaringen van afnemers van de bewoner en afgeluisterde telefoongespreken. Bij de doorzoeking van de woning zijn naast soft- en harddrugs ook drugsgerelateerde zaken aangetroffen, zoals verpakkingsmateriaal en een weegschaal met sporen van cocaïne.

Beoordeling noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluitingen

Het evenredigheidsbeginsel is gecodificeerd in artikel 3:4, tweede lid Algemene wet bestuursrecht. Op grond van het evenredigheidsbeginsel mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Het is overigens goed om te onthouden dat het evenredigheidsbeginsel niet enkel van toepassing bij sluitingen van woningen op grond van de Opiumwet, maar bijvoorbeeld ook op het opleggen van een last onder dwangsom of het intrekken van een begunstigende beschikking.

Voordat aan de beoordeling van de evenredigheid van een maatregel wordt toegekomen, moet worden beoordeeld of een maatregel noodzakelijk is.

Noodzakelijkheid sluiting Leeuwarden

De Afdeling overweegt dat de sluiting van de woning in Leeuwarden noodzakelijk is, omdat het op grond van de aangetroffen drugsgerelateerde goederen, de verklaringen en afgeluisterde telefoongesprekken, aannemelijk is dat vanuit de woning drugs werden verhandeld. Verder heeft de bewoner antecedenten op het gebied van de Opiumwet en is een woning waar hij toen verbleef gesloten op last van de burgemeester. Ter bescherming van het woon- en leefklimaat is de sluiting van de woning noodzakelijk, aldus de Afdeling.

Noodzakelijkheid sluiting woning Heerlen

Ondanks dat er ten aanzien van de woning geen sprake was van overlast en er geen signalen bekend waren dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld, concludeert de Afdeling dat sluiting van de woning noodzakelijk is.

De Afdeling overweegt dat voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar het pand eruit gehaald.

Het doel daarvan is het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van omwonenden of het aantreffen van drugsgerelateerde goederen zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal.

Slaagt de burgemeester er niet of onvoldoende in om aannemelijk te maken dat vanuit het pand drugs worden verhandeld, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord.

In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als naast aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.

De Afdeling concludeert dat het niet aannemelijk is dat vanuit de woning drugs werden verhandeld. Desondanks acht de Afdeling sluiting van de woning noodzakelijk. De Afdeling overweegt dat in de woning een flinke hoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de woning is gelegen in een kwetsbare wijk. In dat kader verwijst de Afdeling naar het feit dat er in een straal van een kilometer van de woning, vijftienmaal een bestuurlijke maatregel is opgelegd in verband met drugs.

In zo’n wijk is, volgens de Afdeling de signaalfunctie die uitgaat van een sluiting extra belangrijk. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de burgemeester een sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen achten.

De beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting in Leeuwarden

De bewoner voert tegen de sluiting aan dat deze niet evenwichtig is omdat hij noodgedwongen de woning heeft moeten verlaten, op zoek moest naar vervangende woonruimte en dat hij op een zwarte lijst voor sociale huurwoningen is geplaatst.

Indien sprake is van een noodzaak tot sluiting, moet worden beoordeeld of de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner opwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is volgens de Afdeling niet per definitie onevenwichtig.

Ten aanzien van hetgeen de bewoner naar voren heeft gebracht overweegt de Afdeling dat de omstandigheden die hij heeft aangevoerd niet maken dat sluiting voor drie maanden volgens het uitgangspunt van het beleid niet evenwichtig is. Het gedwongen moeten verlaten van de woning, het moeten zoeken naar vervangende woonruimte en de door de verhuurder daaraan verbonden uitsluiting voor een sociale huurwoning, leiden in dit geval niet tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid.

De bewoner valt volgens de Afdeling bovendien een verwijt te maken. Hij kon voorzien welke consequenties de burgemeester en de woningbouwvereniging aan de door hem gepleegde overtreding van de Opiumwet zouden verbinden.

Verder acht de Afdeling nog van belang dat hij alleen in de woning woonde en daardoor geen andere bewoners getroffen door de last tot sluiting. Daarbij is al eerder een woning van hem op grond van de Opiumwet gesloten. Daarnaast is niet gebleken dat bewoner een bijzondere binding met de woning had. Verder heeft de bewoner niet aannemelijk gemaakt dat hij na het verlies van de woning nergens kon worden opgevangen. De Afdeling concludeert daarom dat de sluiting noodzakelijk en evenredig is.

De beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting in Heerlen

De bewoonster stelt dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is, omdat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij wist niet dat er verdovende middelen in de woning aanwezig waren. Haar zoon heeft de drugs volgens zijn verklaring kort voor de inval in het keukenkastje en in zijn eigen kamer verstopt en verblijft normaal gesproken niet bij haar in huis en staat er ook niet ingeschreven. Verder stelt de bewoonster dat de sluiting niet evenwichtig is door haar persoonlijke en financiële omstandigheden.

De Afdeling overweegt, in tegenstelling tot de sluiting van de woning in Leeuwarden, dat de sluiting van de woning onder de gegeven omstandigheden niet evenredig is. Daarbij is volgens de Afdeling het volgende van belang.

Uit de door de bewoonster van de woning overlegde stukken blijkt dat zij een geïsoleerd bestaan leidt en dat zij zich alleen veilig voelt in haar eigen huis en zij weinig contact heeft met anderen. Zij heeft mentale klachten zoals stress, spanning, hartkloppingen, paniekaanvallen en agorafobie. Voor deze klachten is zij door de huisarts doorverwezen naar de praktijkondersteuner en gebruikt zij oxazepam. De bewoonster is aldus psychisch zeer kwetsbaar en dit betwist de burgemeester niet.

Deze kwetsbaarheid heeft volgens de Afdeling tot gevolg dat de aanwezigheid van drugs in de woning haar slechts in beperkte mate kan worden verweten. Die kwetsbaarheid brengt tevens mee dat haar draagkracht voor het omgaan met de gevolgen van het tijdelijk moeten verlaten van de woning tijdens de sluiting beperkt is. Die gevolgen zijn gelegen in het mogelijk niet meer kunnen terugkeren in de woning omdat de woningbouwvereniging de huurovereenkomst opzegt en de plaatsing op de zwarte lijst. Naast haar psychische kwetsbaarheid heeft de bewoonster met stukken onderbouwd dat zij beperkte financiële mogelijkheden heeft en dat zij onder bewind staat.

In beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat de eventuele plaatsing op een zwarte lijst een omstandigheid is, waar de burgemeester minder of geen waarde aan hoeft te hechten. De Afdeling volgt de redenering van de rechtbank, gezien het voorstaande, dan ook niet.

De burgemeester voerde ten aanzien van de gevolgen voor bewoonster van de sluiting van de woning nog aan dat wel altijd alles in het werk wordt gesteld om te voorkomen dat personen zoals de bewoonster op straat komen te staan, bijvoorbeeld door het inroepen van het expertiseteam dat dan kan meekijken naar een woonoplossing.

De Afdeling overweegt dat de burgemeester echter niet duidelijk heeft gemaakt wat dit in deze concrete situatie voor de bewoonster betekent. Een eventuele (tijdelijke) opvang die het expertiseteam voor haar zou kunnen regelen, is gezien de kwetsbare situatie van de bewoonster te onzeker, aldus de Afdeling. De sluiting van de woning is noodzakelijk, maar de gevolgen van de sluiting staan niet in verhouding met het te dienen doel. De Afdeling vernietigt daarom het besluit van de burgemeester van Heerlen.

Conclusie

De besproken uitspraken maken duidelijk dat de Afdeling sinds de Harderwijk-uitspraak, besluiten tot het sluiten van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet strenger toetst aan het evenredigheidsbeginsel.

De sluiting van een woning na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs is in beginsel noodzakelijk als de woning in een kwetsbaar gebied staat. In dat kader valt op dat de Afdeling, ook als vanuit de woning niet wordt gehandeld in drugs, belang hecht aan de signaalfunctie van een woningsluiting in een kwetsbare wijk.

Vervolgens is het in een dergelijk geval aan de bewoner in kwestie om omstandigheden aan te voeren, waaruit blijkt dat de sluiting van de woning onevenredig is.

De concrete omstandigheden van het geval, zoals verwijtbaarheid en de gevolgen die een woningsluiting met zich meebrengt, zijn omstandigheden die een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de vraag of een woningsluiting evenredig is te achten.

In beide uitspraken komt goed naar voren dat de persoonlijke omstandigheden waarop door de bewoner een beroep wordt gedaan, niet enkel moeten worden gesteld, maar ook goed moeten worden onderbouwd met bewijsmiddelen. Zo heeft in de Heerlense zaak de bewoonster haar geestelijke kwetsbaarheid goed onderbouwd met stukken. Daarentegen kon de burgemeester zijn standpunt, dat er voor opvang zou worden gezorgd, niet met concrete informatie onderbouwen.

Bij een sluiting van een woning waar de bewoner een kwetsbaar persoon is, zal de burgemeester deugdelijk moeten onderbouwen welke concrete maatregelen er worden genomen om de onevenredige gevolgen van de sluiting te ondervangen. Kan een burgemeester dat niet, dan zal een woningsluiting al snel in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel.

Heeft u vragen over de evenredigheidstoets of woning- of bedrijfssluiting? Neem dan contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489.


Staatsrecht

Aflevering 7 (seizoen 2): Controversiële wetgeving na de val van een kabinet. Wat is dat?

De val van het kabinet Rutte IV in juli 2023 heeft veel vragen opgeleverd en voor veel beroering gezorgd. Hoe staan de partijen er voor, wat worden de machtsverhoudingen in de nieuwe kamer, wanneer zijn de verkiezingen en zo verder. Echter, een van de eerste vragen is altijd “wat wordt controversieel?” In deze nieuwe aflevering van Het Juridisch Café gaan we in op de vraag wat dat nu eigenlijk inhoudt dat controversieel verklaren van wetgeving. Zijn er regels of richtlijnen voor, wat zijn de gevolgen en kan een onderwerp ook weer niet-controversieel verklaard worden.

Uiteindelijk is het kabinet gevallen over het vluchtelingenvraagstuk. Dat is echter niet het enige heikele punt binnen de – inmiddels demissionaire – regering en de tweede kamer. Er zijn tal van andere onderwerpen die de partijen verdeeld houden. Deze onderwerpen kunnen controversieel worden verklaard in de tweede kamer in de aanloop naar de verkiezingen in november 2023.

Er zijn echter geen regels voor en het is aan de Tweede Kamer om daar beslissingen over te nemen. Daarbij komt dat sommige dossier wellicht precair zijn, maar wel op korte termijn geadresseerd moeten worden (zoals wellicht stikstof of woningbouw). Aan de andere kant zijn er ook onderwerpen waarvan men denkt dat het door de val van het kabinet niet doorgaat, maar waar dat uiteindelijk geen invloed op heeft. Bijvoorbeeld omdat het wetgevingstraject al lang en breed is doorlopen en enkel een datum voor de invoering geprikt moet worden door de regering. Denk daarbij aan de Omgevingswet of de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

Kortom er kan veel gezegd worden over het controversieel verklaren van wetgeving. In Het Juridisch Café geven we graag een stukje duiding.


vergunningvrij bouwen

Aflevering 6 (seizoen 2): Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Een vloek of zegen?

Er gaat veel gebeuren op 1 januari 2024 in de bouw- en vastgoedsector. Naast de invoering van de Omgevingswet staat ook de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in de agenda. Deze wet heeft heeft als doel de kwaliteit van bouwprojecten te verbeteren en de positie van de consument te versterken, maar heeft vergaande gevolgen voor betrokkenen in de bouw. In deze aflevering van Het Juridisch Café gaan we nader in op deze wet.

Achtergrond en doel van de wet

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is een reactie op enkele bouwschandalen in het verleden en heeft als doel het vertrouwen in de bouwsector te herstellen. Het beoogt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van bouwprojecten meer bij de aannemers te leggen en de controle hierop te versterken. Het streven is om bouwfouten en gebreken te voorkomen en de belangen van de consument beter te beschermen.

Belangrijkste wijzigingen

De wet brengt verschillende belangrijke wijzigingen met zich mee. Eén van de belangrijkste is de introductie van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging. Dit houdt in dat aannemers verantwoordelijk worden voor de kwaliteit van het geleverde werk en dat zij dit moeten aantonen door middel van een kwaliteitsborgingssysteem. Daarnaast wordt het toezicht op bouwprojecten verlegd naar private partijen en wordt de positie van de consument versterkt door onder andere de invoering van een opleverdossier en een uitbreiding van de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering voor niet-verborgen gebreken.

Het kwaliteitsborgingssysteem

Het kwaliteitsborgingssysteem is een essentieel onderdeel van de wet. Aannemers zijn verplicht volgens dit systeem te werken. Dit systeem omvat onder andere het opstellen van een kwaliteitsplan, het uitvoeren van tussentijdse controles en het opstellen van een opleverdossier. Het doel is om de aannemer meer verantwoordelijkheid te geven voor de kwaliteit van het bouwproject en ervoor te zorgen dat eventuele gebreken tijdig worden ontdekt en hersteld.

Verandering van het toezicht

Een andere wezenlijke verandering is dat het toezicht op de bouw van bepaalde bouwwerken wordt verlegd van het bevoegd gezag (de overheid) naar onafhankelijke private kwaliteitsborgers. De kwaliteitsborgers dienen te zijn gecertificeerd door de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw. Zij zullen gaan controleren of een bouwwerk voldoet aan de wettelijke technische eisen aan de hand van een zogenoemd goedgekeurd kwaliteitsborginginstrument. De kosten van deze kwaliteitsborgers moeten door de betrokken partijen zelf worden gedragen.

Bescherming opdrachtgever

Naast dat de werkwijze van aannemers en bouwprofessionals zal veranderen, krijgt een opdrachtgever met de invoering van de wet uitgebreidere bescherming tegen (bouw)fouten. Zo is een aannemer verantwoordelijk voor de gevolgen van alle gebreken in de bouw die hij zelf veroorzaakt heeft. Daarbij geldt een verzwaarde waarschuwingsplicht van de aannemer voor onjuistheden in de opdracht of stukken afkomstig van de opdrachtgever. Bij consument- opdrachtgevers mag hier niet van worden afgeweken.

Verder moet een aannemer vermelden of of en zo ja hoe hij zich heeft verzekerd tegen faillissement en risico’s op schade en gebreken. 

Toepasselijkheid

Vooralsnog zal de wet enkel zien op bouwwerken die vallen in “gevolgklasse 1”. Dit zijn (i) grondgebonden woningen, (ii) woonboten en vakantiehuisjes, (iii) bedrijfshallen en fabrieken met maximaal 2 verdiepingen, (iv) aanbouwen en verbouwingen, (v) fiets- en voetgangersbruggen en enkele overige bouwwerken vallen onder de reikwijdte van de wet. De wet geldt nog niet voor overige bouwwerken, maar het voornemen is dat in de toekomst wel te wijzigen.

Al met al zijn dit echter wel een groot aantal werkzaamheden. Een verbouwing van de keuken, of een uitbouw in de tuin valt er dus gewoon onder.

Gevolgen voor bouwprofessionals

Voor betrokkenen in de bouw heeft de wet redelijk wat implicaties. Zo zal een aannemer moeten investeren in een kwaliteitsborgingssysteem. Niet alleen omdat dit verplicht is, maar ook om er bijvoorbeeld zeker van te zijn dat er geen sprake is van al dan niet verborgen gebreken na oplevering waar de aannemer aansprakelijk voor blijft.

Verder is het voorstelbaar dat de kosten van het bouwproces hoger worden doordat enerzijds de kwaliteitsborgers betaald moeten worden, maar ook anderzijds aannemers een vergrote aansprakelijkheid voor hun werk hebben. Deze kusten zullen waarschijnlijk worden afgewenteld op de opdrachtgever.

Heeft u vragen over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, de Omgevingswet of andere bouwgerelateerde regelgeving? Neem dan contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489.


Aflevering 3 (seizoen 2): Wordt 2023 het jaar van (g)een Omgevingswet? En de verandering van het huurpuntensysteem en matiging van boetes

2022 bleek uiteindelijk niet het jaar van de Omgevingswet te zijn. Zal 2023 dat wel zijn? Wij vragen het ons af. Er is namelijk nog veel te doen om de digitale uitdagingen bij de Omgevingswet en kunnen er vraagtekens worden gezet bij het nut en de noodzaak van de Omgevingswet. Ook is het de vraag of deze tijd van problemen met stikstof en het tekort aan woningen het uitgelezen moment is voor een stelselwijziging van het omgevingsrecht.

Verder komt in deze aflevering de aangekondigde verandering van het huurpuntensysteem aan de orde. Ook bespreken wij een uitspraak waarin een boete op grond van de Huisvestingswet voor het hebben van teveel huisgenoten werd gematigd door de Amsterdamse bestuursrechter vanwege de krapte op de woningmarkt in Amsterdam.

Omgevingswet

De Omgevingswet is een nieuwe wet die de regels voor het omgaan met de fysieke leefomgeving in Nederland op een meer samenhangende manier regelt. Vrij kort op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in 2010 is het initiatief voor de Omgevingsewet genomen met als doel de gestelde complexiteit van de huidige regelgeving te verminderen en een meer eenduidige en efficiënte aanpak van stedenbouw, ruimtelijke ordening en milieu te bieden.

Met de Omgevingswet zal het mogelijk moeten zijn om verschillende regels en vergunningen binnen één digitale omgevingsvergunning aan te vragen, waardoor de procedures voor ontwikkeling en verbouwing aanzienlijk worden vereenvoudigd. Hierdoor zou het proces sneller en eenvoudiger moeten kunnen verlopen, waardoor ontwikkelingen en verbouwingen op een snellere manier kunnen plaatsvinden.

De Omgevingswet heeft ook als doel om de participatie van burgers en bedrijven in de besluitvorming te bevorderen. Dit wordt bereikt door de inzet van digitale tools en door de mogelijkheid om op een eenvoudiger manier feedback te geven op projecten die betrekking hebben op de leefomgeving.

Een andere belangrijke verandering die de Omgevingswet introduceert, is de versterking van de rol van de provincies en gemeenten in de besluitvorming over de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat deze overheden meer verantwoordelijkheid krijgen over de besluitvorming op het gebied van stedenbouw, ruimtelijke ordening en milieu en dat zij de regie hebben over de uitvoering van deze besluiten.

Uitdagingen

Echter, de invoering van de Omgevingswet is niet zonder uitdagingen. Veel gemeenten en provincies hebben nog steeds te maken met capaciteitsproblemen waardoor de implementatie van de nieuwe wet trager verloopt dan gepland. Ook is het nog niet duidelijk hoe de nieuwe regels in de praktijk zullen worden uitgevoerd, en of de verwachtingen die met de wet zijn gepaard zullen worden waargemaakt.

In het bijzonder werkt volgens experts het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) nog niet goed genoeg. De Omgevingswet is daarom wel al vastgesteld, maar tot op heden nog niet ingevoerd. In de afgelopen periode is te invoering telkens met zes maanden uitgesteld op aangeven van de Eerste Kamer.

Kritiek

Daarbij is er ook vanuit het werkveld kritiek op het nut en de noodzaak van de Omgevingswet. Het huidige stelsel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en aanverwante wetgeving werkt op zichzelf goed. Er wordt ontwikkeld en er zij geen ontwikkelingen waarvan men zegt dat het achteraf onwenselijk is geweest. Ook is het de vraag of deze tijd van problemen met stikstof en het tekort aan woningen het uitgelezen moment is voor een stelselwijziging van het omgevingsrecht.

Anno 2023 is de Omgevingswet nog steeds niet van kracht. De wet staat op dit moment op 1 januari 2024 voor invoering, maar de vraag is of ook die datum gehaald kan worden. In Het Juridisch Café hebben wij daar wel een mening over.

Tot slot

Heeft u vragen over de Omgevingswet of een van de overige onderwerpen die in de podcast aan de orde is gekomen? Neem dan contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489.


Aflevering 2 (seizoen 2): Bestuursrechtelijke regels voor woningen, het besluit schuldhulpverlening en fietsparkeren

Over bestuursrechtelijke regels bij het gebruik van een woning (een pleidooi voor een bestuursrechtelijke check bij aankoop), het besluit schuldhulpverlening en huur en fietsparkeerverboden.

Wat ons deze keer opviel is het Besluit schuldhulpverlening wat er voor kan zorgen dat – wanneer de schuld niet is gemeld – een ontruiming van de huurwoning na een huurachterstand door een rechter kan worden afgewezen.

Verder behandelen we verschillende bestuursrechtelijke regels waar je als eigenaar van een woning mee te maken kunt krijgen, met name als je de woning niet zelf gebuikt. Denk aan het bestemmingsplan, een splitsingsvergunning, de opkoopbescherming, het verbod op vakantieverhuur (“AirBnB”) of het Bouwbesluit. Hoewel het op dit moment geen standaard onderwerp is waar bij de aankoop aandacht aan wordt besteed, lijkt een bestuursrechtelijke due diligence bij de koop van een woning tegenwoordig soms noodzaak.

Tenslotte nog een vraag van een luisteraar. Namelijk, kunnen school en gemeente zomaar verbieden je fiets op de stoep bij de school te parkeren.

Meer weten? Neem contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489


Aflevering 1: Over het Didam arrest, de pridevlag aan een huurwoning en wie de rookmelder plaatst

Een nieuw seizoen met een nieuwe opzet. We behandelen telkens een bericht wat ons opviel in de media, een luisteraarsvraag en een hoofdonderwerp.

Wat ons ons opviel in de media deze maand was het bericht dat een verhuurder van een huurder verlangde dat de pride- (of progress)vlag eerst van de gevel en later van echter het raam diende te worden verwijderd. De vraag is of dat de verhuurder dat kan eisen.

Verder behandelen wij het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778). Uit dit arrest volgt dat overheidslichamen bij de verkoop van onroerende zaken zogenoemde mededingingsruimte moet bieden. Op grond van het gelijkheidsbeginsel moet met andere woorden een koper geselecteerd te worden aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. En dat alles moet op zodanige wijze bekend gemaakt worden dat potentiële gegadigden daar kennis van kunnen nemen. Wat dit betekent voor de praktijk is de vraag.

Tenslotte nog een vraag van een luisteraar. Namelijk, wat te doen als een verhuurder geen rookmelders in de woning wil plaatsen, terwijl dit per per 1 juli 2022 verplicht is?

Meer weten? Neem contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489


Bestemmingsplan Museumkwartier

Nieuw bestemmingsplan Amsterdam-Zuid (Museumkwartier / Valeriusbuurt)

Op 13 juli 2022 heeft de gemeenteraad van Amsterdam een nieuw bestemmingsplan voor het Museumkwartier en de Valeriusbuurt in Amsterdam-Zuid vastgesteld. Dit bestemmingsplan “Museumkwartier – Valeriusbuurt 2022” is het product van een al langer gaande discussie over de zogenoemde “bouwwoede” in dit deel van de stad en zorgt voor significante beperkingen van de (ver)bouwmogelijkheden van panden en percelen.

Belangrijkste wijzigingen

Uit het plan volgt dat, om de bouwdynamiek in deze buurt te beperken, er voor is gekozen een conserverend bestemmingsplan op te stellen, met als gevolg dat er minder ruime uitbreidings- en wijzigingsmogelijheden in het plan zijn opgenomen. De meest in het oog springende wijzigingen lijken op dit moment te zijn dat dakopbouwen niet meer toegestaan zijn en (nieuwe) uitbouwen een stuk beperkter. Daarbij wordt genoemd dat “[d]e gebruiksmogelijkheden van panden met een niet-woonfunctie meer in overeenstemming [worden] gebracht met het bestaande gebruik van deze panden.” Dat zou er kort gezegd op neerkomen dat bestaand – doorgaans – commercieel of bedrijfsmatig gebruik positief wordt bestemd, maar een breder gebruik dat in het voorgaand bestemmingsplan mogelijk was, niet meer is toegelaten.

Beroepsmogelijkheden

Het nieuwe plan zal kort gezegd dus tot beperkingen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van veel gebouwen en percelen leiden in het plangebied.  Of dat juridisch zuiver is, zal per geval moeten worden beoordeeld. Ons kantoor heeft al in een aantal gevallen geconstateerd dat bijvoorbeeld bestaande bouwmogelijkheden verdwijnen en daarmee rechten worden ingeperkt.

Er is aangekondigd dat het plan eind juli 2022 ter inzage gelegd zal worden. Vanaf het moment van de terinzagelegging kan binnen zes weken beroep ingesteld worden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Sinds het zogenoemde “varkens in nood” arrest van het Europees Hof van Justitie kunnen alle belanghebbenden onder verwijzing naar het Verdrag van Aarhus beroep instellen, ook als zij in een eerdere fase geen zienswijze hebben ingediend bij de gemeenteraad.

Heeft het nieuwe bestemmingsplan gevolgen voor uw perceel en wilt u daartegen in beroep komen (of wilt u zich daar over laten informeren), dan kunt u contact opnemen met ons kantoor op 0203032489 of via info@rubewijnveld.nl .


Flitsbezorgers

Aflevering 11: Flitsbezorgers en darkstores, kunnen ze blijven ze of niet?

Het is altijd raak bij nieuwe fenomenen. Wat zijn de regels? Zo is er ook om flitsbezorgers of darkstores veel te doen. Zijn dat nu winkels (detailhandel) of enkel distributiebedrijven. En wat heeft dat voor consequenties in relatie tot bestemmingsplannen en huurovereenkomsten.

In de grote steden, met Amsterdam voorop, is inmiddels die discussie in alle hevigheid gaande aangezien de impact op de omgeving er wel degelijk is. Bewoners verwachten actie, terwijl flitsbezorgers vinden dat zij zich aan de regels houden. In deze podcast een bespreking van dit nieuwe fenomeen vanuit ruimtelijk en huurrechtelijk perspectief en wat de juridische gevolgen kunnen zijn.

Meer weten over flitsbezorgers of bestemmingsplannen. Neem contact met ons op via info@rubewijnveld.nl of 0203032489.


Aflevering 9: Een voorbereidingsbesluit als kerstcadeau

Het voorbereidingsbesluit ‘Winkeldiversiteit Centrum 2’ is op 24 december 2021 door de gemeenteraad van Amsterdam gepubliceerd. Op grond van dit voorbereidingsbesluit is het van de een op de andere dag voor 167 panden in de binnenstad gedurende maximaal een jaar verboden om nog gebruik te maken van specifieke bestemmingen, zoals Toeristenwinkel, Horeca, of souvenirwinkel. Dit allemaal ter voorbereiding op een nieuw bestemmingsplan wat binnen een jaar vastgesteld moet worden.

Het lijkt onrechtvaardig, maar de wet geeft deze mogelijkheid in beginsel wel aan gemeenten. In deze podcast bespreken we de consequenties van dit voorbereidingsbesluit, zowel voor gebruikers als voor eigenaars van het pand, en hoewel beperkt wat je er mogelijk nog tegen zou kunnen doen.

Voorbereidingsbesluit

Met een voorbereidingsbesluit kondigt een gemeenteraad aan dat een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. In het bestemmingsplan zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden vastgelegd voor een bepaald gebied.

Een voorbereidingsbesluit geldt voor de duur van één jaar. Indien binnen dat jaar geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld, komt het voorbereidingsbesluit te vervallen. Verlenging van een voorbereidingsbesluit is niet mogelijk.

In een voorbereidingsbesluit kan de gemeenteraad een aanhoudingsplicht opnemen voor omgevingsvergunningen, die passen binnen het geldende bestemmingsplan maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zullen passen. Tevens kan in een voorbereidingsbesluit een verbod op het wijzigen van het gebruik zonder ontheffing van het college van burgemeester en wethouders. Tegen een voorbereidingsbesluit staat geen rechtsmiddel open.

Doel van het voorbereidingsbesluit Centrum 2

Enkele jaren geleden heeft de gemeenteraad van Amsterdam al het voorbereidingsbesluit ‘Winkeldiversiteit Centrum’ vastgesteld. Daarop heeft de gemeenteraad het zogeheten paraplubestemmingsplan Winkeldiversiteit Centrum vastgesteld. Op grond van dat bestemmingsplan zijn specifieke toeristische functies, zoals souvenirwinkels, head-, seed-, grow-, en smartshops en geldwisselkantoren verboden, tenzij er ten aanzien van een specifiek adres een uitzondering in het bestemmingsplan is opgenomen.

Het tweede voorbereidingsbesluit ‘Winkeldiversiteit Centrum 2’ dat op 24 december 2021 is bekend gemaakt, ziet heel specifiek op een aantal percelen in de binnenstad. Op grond van dit voorbereidingsbesluit is het voor 167 panden in de binnenstad gedurende maximaal een jaar verboden om nog gebruik te maken van specifieke bestemmingen, zoals Toeristenwinkel, Horeca, of souvenirwinkel.

Verbod op wijziging van gebruik

In artikel 3 van het voorbereidingsbesluit Winkeldiversiteit Centrum 2 is geregeld dat het ten aanzien van de 167 adressen verboden is om deze te gaan gebruiken in het bestemmingsplan specifieke bestemming. Kort en goed betekent dit, dat als er voor 24 december 2021 op een adres de specifieke bestemming ‘toeristenwinkel’ rustte en dat adres op het moment van publicatie van het voorbereidingsbesluit niet als zodanig in gebruik was, het verboden is om dat adres alsnog in gebruik te nemen als souvenirwinkel. Als het adres ten tijde van publicatie in gebruik was als boekhandel, dan is het op grond van het voorbereidingsbesluit dus verboden om het adres in gebruik te nemen als souvenirwinkel. Was datzelfde adres op het moment van publicatie wel in gebruik als souvenirwinkel, dan mag dat gebruik worden voortgezet. 

De gemeenteraad geeft in de motivering van het voorbereidingsbesluit aan, dat de 167 adressen geen gebruik maakten van de specifieke bestemming, omdat deze op dat moment leeg stonden of een ander gebruik hadden. De adressen zijn volgens de gemeenteraad op de dag van de publicatie van het voorbereidingsbesluit nog gecontroleerd door handhavingsambtenaren.

De vraag kan echter gesteld worden of leegstand (zeker in tijden van corona) wel zo eenvoudig is vast te stellen. Nagenoeg alle vormen van detailhandel en horeca zijn immers wegens de lockdown gesloten voor het publiek. Veel ondernemers gebruiken de lockdown om hun zaak te verbouwen. In dat kader kan het dan ook voorkomen dat een pand tijdelijk leegstaat of dat de ramen zijn afgeplakt. Dat betekent echter niet dat het desbetreffende pand niet meer in gebruik is als bijvoorbeeld souvenirwinkel of café. 

Conclusie

De gebruiksmogelijkheden van de panden die onder de reikwijdte van het voorbereidingsbesluit vallen worden daardoor aanzienlijk beperkt. Het voorbereidingsbesluit is in het geheim voorbereid. De eigenaren van de adressen en de ondernemers die op die adressen hun onderneming uitoefenen, zijn dan ook niet gekend bij de totstandkoming van het voorbereidingsbesluit en daarvan wellicht ook nog niet op de hoogte. Eigenaren van vastgoed en ondernemers in de binnenstad doen er dan ook verstandig aan om op korte termijn na te gaan of hun panden onder de werking van het voorbereidingsbesluit vallen.

Heeft u daar vragen over, dan kunt u contact met ons opnemen op 020-3032489 of per e-mail: info@rubewijnveld.nl


Aflevering 7: Wat is het probleem met stikstof?

In deze aflevering van het Juridisch Café bespreken we de stikstofcrisis. Waarom is stikstof nu opeens een probleem? Stikstof zit toch immers gewoon in de lucht?

In Nederland zijn ongeveer 160 Natura 2000 gebieden. Dit zijn natuurgebieden die op grond van de Habitatrichtlijn extra bescherming genieten. Dit betekent onder meer dat er, kort gezegd, een grens geldt voor de hoogte van de stikstofdepositie.

Stikstof ontstaat onder meer door bouwactiviteiten maar ook door landbouwactiviteiten. Veel bouwplannen zijn de afgelopen jaren in de prullenbak beland, omdat deze plannen een te hoge stikstofdepositie in Natura-2000 zouden veroorzaken.

Zijn grote infrastructurele projecten, met het oog op de stikstofuitstoot die zij veroorzaken, nog wel mogelijk? Kunnen landbouwbedrijven worden onteigend om zodoende een lagere stikstof uitstoot te realiseren?

We nemen de luisteraar deze aflevering mee langs de Habitatrichtlijn, een aantal uitspraken van de Raad van State, de invloed van het Europees recht en de problemen waarvoor Nederland staat.